Een klinisch geneticus is een arts die zich bezighoudt met erfelijke aandoeningen.

Klinisch geneticus wordt ook wel erfelijkheidsdeskundige genoemd. Veel mensen denken dat je je als klinisch geneticus vooral bezig houdt met laboratoriumonderzoek. Dat klopt niet, het merendeel van je tijd onderzoek je patiënten die familieleden hebben met erfelijke aandoeningen.

Als klinisch geneticus onderzoek je de erfelijkheid van een bepaalde aandoening. Je wordt ook wel erfelijkheidsdeskundige genoemd. Het beeld van de dokter in de witte jas achter een microscoop is niet juist. Je doet wel onderzoek, maar grotendeels doe je dat middels direct contact met patiënten. De meeste mensen die bij je komen, zijn niet ziek en hoeven dus ook niet in een ziekenhuis opgenomen te worden.
 

Je onderzoekt of mensen risico lopen een ziekte of afwijking te krijgen die vaker in de familie voorkomt. Je onderzoekt ook of de nakomelingen van mensen een verhoogd risico hebben op bepaalde aangeboren afwijkingen of ziekten.
 

Als je eenmaal hebt achterhaald wat iemand heeft, geef je die persoon advies. Dat is een erg belangrijk aspect van je vak. Bijvoorbeeld: er komt een vrouw bij je omdat haar broer hemofilie (een bloederziekte) heeft. Ze wil graag weten of haar ongeboren kind risico loopt die ziekte te krijgen. Als je vastgesteld hebt dat er inderdaad een risico is, zul je deze vrouw goed moeten voorlichten over de consequenties, zoals risico’s voor het (ongeboren) kind, andere familieleden en natuurlijk ook over de gezondheid van de vrouw zelf. Bij die voorlichting moet je heel nauwkeurig te werk gaan, want de uitkomst van jouw onderzoek stelt mensen vaak voor een ingewikkeld keuzeprobleem. De vrouw zal uiteindelijk moeilijke beslissingen moeten maken voor haarzelf én haar kind.
 

Je werkt veel met andere specialisten samen. Zo werk je bij onderzoek naar ongeboren kinderen samen met de gynaecoloog, bij erfelijke vormen van kanker met de oncoloog of de maag-darm-leverarts en bij erfelijke hartaandoeningen met de cardioloog. Daarnaast heb je ook veel contact met de mensen die voor advies bij je langs komen.
 

Het is ook mogelijk les te geven aan studenten Geneeskunde en arts-assistenten klinische genetica in opleiding. Daar ben je dan een deel van je tijd mee bezig. Ook administratie hoort bij je werk: daaraan besteed je ongeveer tien procent van je werktijd.

Als klinisch geneticus ben je erg op onderzoek gericht. Om klinisch geneticus te kunnen worden, moet je dus heel kritisch en nieuwsgierig zijn. Als je een diagnose stelt, moet je er namelijk wel heel zeker van zijn dat deze juist is. Tenslotte maken mensen belangrijke keuzes op basis van deze diagnose, zoals het wel of niet nemen van kinderen.
 

Voor overleg en onderzoek ben je de hele dag in touw met de adviesvragers, hun familie en je collega’s. Het geven van voorlichting is een belangrijk aspect van je vak. Je moet helder kunnen overbrengen wat de gevolgen van een verhoogd risico op een ziekte of aandoening zijn. Communicatieve vaardigheden zijn dus van groot belang.
 

En om je door de tienjarige studie heen te worstelen en tijdens je werk op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen, moet je heel leergierig zijn.
 

Kortom, wat je nodig hebt is:

• kritische, nieuwsgierige en leergierige houding
• communicatieve vaardigheden

Gratis loopbaanadvies Sterk in je werk 
Wil je meer inzicht of dit beroep bij je past? En ontdekken wat jouw sterke punten zijn? Vraag een gratis loopbaangesprek aan via www.sterkinjewerk.nl.